Pagina's

zondag 29 november 2015

Lezen

Ik heb in mijn leven ooit één ding gestolen en dat was een onderwijsuitgave van een aantal Ideeën van Multatuli. Zo hup de schooltas in. Ik was 16 geloof ik en ik had geen idee hoe ik er anders aan moest komen. Ik ben er nog steeds heel blij mee. Voordat u denkt dat ik al vroeg in literatuur geïnteresseerd was, ik vond literatuur belachelijke aanstellerij. Ik wist gelukkig niet dat de Ideeën van Multatuli hoogstaande literatuur was en dat de Ideeën voorts gewoon te koop waren in de winkel, en anders had ik er toch geen geld voor gehad en ik moest en zou het hebben, dus ik nam het mee.
 
Ik las al toen ik 5 was en ik hield van verhalen met een kop en een staart. Mijn eerste liefde waren de Harlekijntje-boeken die ik las tot het niet meer mocht van de bieb omdat ik er te oud voor was: officieel was ik al twee kasten opgeschoven. Ik las vervolgens heel veel Leni Saris, maar een boekje als Kamertjeszonde van Herman Heijermans of Woeste Hoogten kon ook mijn goedkeuring wegdragen. Verder had ik mijn drie lievelingsboeken in een soort permanente bruikleen-met-onderbrekingen van de bibliotheek. Dat waren De Beatles van Hunter Davies, Joop ter Heul van Cissy van Marxveldt en het dagboek van Anne Frank (gekuiste versie). Er zat ook altijd een Agatha Christie tussen het stapeltje, want de dader was steeds zo onwaarschijnlijk dat ik die bij het dichtslaan van de kaft alweer vergeten was, dus die kon ik eindeloos herlezen. Ik herlas sowieso ontzettend veel en vaak want ik woonde in die boeken.

Voor de logeerpartijen bij Oma was er de Oud Goud reeks met Alice in Wonderland en De koerier van de Tsaar en Paul Kruger en De Zwarte Tulp en nog veel meer, en het iets oudere buurmeisje beheerde een plank die helemaal gevuld was met Leni Saris en die als mijn tweede bieb functioneerde. Jij verleest je verstand nog eens, mopperde oma weleens, of ze zei dat het slecht voor mijn ogen was, wat zo was, want ik had op mijn 7e al een brilletje en ik heb het tot -8.25 geschopt.
 
De leesclub waar mijn ouders ooit lid van waren geweest bleek achteraf de nodige schatten uit de wereldliteratuur te bevatten, maar ook dat wist ik gelukkig niet. Er zaten leuke boeken tussen en stomme en dat was dat. Ze hadden ook wat moderne boeken die stuk voor stuk door mij werden afgekeurd. Mulish, Wolkers, ik vond het niks. 

Zo las ik onbekommerd verder, het ene na het andere verhaal met kop en staart opzuigend, tot het voornoemde boekje van Multatuli langskwam. Daarna vond ik verder alles onzin. Multatuli viel midden in mijn extra verlengde puberteit en mijn bijbehorende XL rechtvaardigheidsgevoel en ik had er een misdrijf voor over om het boekwerkje de rest van mijn leven met mij mee te kunnen dragen. Tot op de dag van vandaag lees ik nauwelijks nog fictie.
 
De volgende openbaring na Multatuli was Gerrit Komrij, die mij werd aangereikt door mijn grote studentenliefde. Toen hij vertrok kocht ik zelf maar het boek dat hij wreed met zich meenam, Averechts, een bundel van wat we nu columns noemen en die heeft mij fier overeind gehouden onder de lading flauwekul die tijdens mijn studietijd aan de Sociale Academie, eind jaren zeventig, over mij werd uitgestort. Uit die jaren dateert ook De weg naar het licht van Maarten Biesheuvel (was dat maar fictie). En ik las met veel genoegen Camera Obscura, wat dan wel grotendeels fictie is maar wel met koppen en staarten eraan.
 
Gerard Reve is een geval apart. Ik vond Gerard Reve ook niks, tot ik uit het lood geslagen thuis kwam te zitten, na mijn eerste negen werkzame jaren. Veel groente en weinig aardappelen, dat is geen eten voor een man, een collega duwde het in mijn handen. Ik heb er tranen met tuiten om gestort en als er ooit iets troostend was was het wel die ellende. Ik heb een stapel van een halve meter hoog verzwolgen en al lees ik hem nu niet meer, hij was er toen ik hem nodig had en hij hoort bij het rijtje vrienden. En zijn broer las ik ook doodgemoedereerd, maar dat was weer later.
 
Ik heb hier maar een paar literaire schrijvers in de kast staan en irl zouden ze elkaar vermoedelijk het huis uit vechten. Ze moeten het gezelschap dulden van meisjesschrijfsters, Agatha Christie, Hergé, fotoboeken van Umbrië, het Margriet Kookboek kleine versie en planken vol geschiedenisboeken. Ze horen bij mij, want ze zijn onderdeel van een periode in mijn leven. Ik lees wat mij bevalt en omarmt en verontrust en laat huilen van het schateren, of andersom, of gewoon vermakelijk is, of aardig geformuleerd, of prettig leest als je herstellende bent van een zware verkoudheid. Aanstellerij komt er hier niet in, tenzij het van buitencategorie is, of een kop en een staart heeft, of Gerard Reve heet. Ik doe kortom maar wat, en ik kan het iedereen aanraden.