Pagina's

donderdag 29 augustus 2013

Denken

Denken. Altijd maar denken. Je wordt er tureluurs van. Ik dacht al toen ik zeven was.

Ik liep door de straat waar ons huis stond. Het stond er toen drie jaar. Eerst was er weiland, zo dacht ik bij mezelf, want dat hadden ze mij verteld, en nu is er thuis. Thuis was er helemaal niet toen er weiland was. Dus zo gaat dat. Weiland, thuis, weiland, thuis. Vreemd.

Ik logeerde bij mijn vaders moeder.  Andere oma heette ze. Ik was nog steeds zeven en mijn ouders waren er niet, want we waren aan het verhuizen. Ik lag in bed, het was ochtend en ik keek naar de witte muur, naar de gordijnen met de bloemetjes waar het licht doorheen kwam, naar de bakelieten lichtknop, naar de crème geverfde houten paneeldeur met het raampje met bobbeltjesglas en naar het wijwaterbakje met het palmtakje. Nu ben ik gelukkig, dacht ik, ik moet onthouden hoe dat is. Toen was het weg.

Nog twee keer heb ik het gevoel gehad en ik herkende het meteen. Eerst twintig jaar geleden, toen ik - knaloverspannen en wel - net in mijn nieuwe flat woonde en daarna nog één keer, een paar weken geleden, zomaar, midden in de nacht, toen ik wakker werd.

Het is altijd hetzelfde. Er lijkt geen enkele aanleiding voor het gevoel te zijn. Het staat los van alles. Het is goed, zegt het gevoel. Alles is goed. Alles is helemaal perfect in orde. Het is een overweldigend gevoel en tegelijkertijd is het de normaalste zaak van de wereld.
Ik vermoed dat ik op zo'n moment per ongeluk weer stop met denken.


woensdag 28 augustus 2013

Samenleven

Ik geloof er niet in dat een mens gemaakt is om in grote groepen samen te leven. Alles maar dan ook alles wijst erop dat we bedoeld zijn om in een grote loze ruimte op een eigen plekje op aarde te vertoeven, zodat we blij zijn om eens een ander levend wezen tegen te komen. Waar de mens structureel samenkomt gaat van alles mis.

Neem uw straat. In elke straat woont een Boormans, een Zaagstra, een Timmermans, een Van der Hogedruk of een Van de Schaaf en als je pech hebt, zoals ik, heb je ze allemaal. In elke organisatie werken mevrouw Achter den Elleboog en meneer Vooraan. Pietje Stiekem, Jantje Bullebak en Miesje Klikspaan zitten in elke klas. In de loop der jaren heb ik gemerkt wat een zegening het is dat ik maar één broer heb. Ik ken families waar tien telefoongesprekken volgen wanneer de moeder heeft gebeld, ik hoef alleen maar bij mijn broertje te checken. Burenruzies, arbeidsconflicten en pestprotocollen, ze bewijzen keer op keer mijn gelijk en alleen televisieprogramma's over nog ergere burenruzies, nog vreselijker arbeidsconflicten en de ultieme pestkop zijn in staat om ons tijdelijk in een goed humeur te krijgen. Gelukkig, het kan altijd nog erger.

Er is niets aan te doen. We kunnen elkaar eenvoudigweg niet uitstaan. Daar kunnen geen sociologie van de wijk, geen psychologie van het management en geen pedagogiek van het klassikaal onderwijs tegenop. Nu kunt u mij negatief noemen, maar ik geef het tenminste toe. Ik wens goudeerlijk niet uw auto weg van mijn parkeerplaats, maar uzelf naar de maan. Ik wil niet vooraan staan in de rij, ik wil de rij niet. Ik vind het niet alleen prettig als u een dag niet op het werk komt, van mij hoeft u nooit meer terug te komen, sterker nog, ik wil een organisatie voor mij alleen. Ik neem het u voorts hoogst kwalijk dat u altijd tegelijk met mij naar bos, zee en heide wilt, voor de kassa staat als ik wil afrekenen en het enige voordeel van een evenement is wat mij betreft dat u zich in grote aantallen tegelijk op een bepaalde plaats bevindt, zodat ik in één klap een heleboel mensen tegelijk kan mijden.

U denkt er hetzelfde over als ik. Dat weet ik. Want u klaagt over de files op de weg, de herrie van de buren, de drukte op het werk en mijn scheve schutting. Maar u denkt dat u in een walhalla zult leven als dat allemaal is opgelost. U heeft niet door dat het een systeemfout is. Begrijp mij niet verkeerd, ik heb niets tegen u. U bent vriendelijke buren en sympathieke collega's. Maar waarom moet dat hier. Doet u mij een genoegen en weest u twee kilometer verderop. Bespaar mij het gereutel van uw grasmaaimachine, de dyslexie van uw kinderen, uw projectplannen, het uitzicht op uw leasebak en de toelichting op de functies van uw gehoorapparaat-met-bluetooth. Ga Weg.

*op vakantie gaat*




zondag 25 augustus 2013

Raar, maar voorspelbaar

Bij het kerstdiner op het werk belandde ik vorig jaar naast een collega die ik nog niet zo goed kende. Hij vertelde dat hij, zoals ieder jaar, naar zijn broer zou gaan. Niet dat hij er zoveel zin in had. Hij wist namelijk exact hoe Eerste Kerstdag zou verlopen.
"Eerst laat mijn broer mijn schoonzus alle boodschappen doen.
Dan zegt hij dat ze het verkeerde bier heeft gekocht. Het goedkope. En dat met Kerstmis.
Dan krijgen ze ruzie, zij gaat koken, en mijn broer zegt tegen mij kom, we gaan naar de pub.
Mijn schoonzus roept vanuit de keuken of we wel op tijd terug zijn.
Wij zeggen ja.
We gaan naar de pub, worden dronken, vergeten de tijd, mijn schoonzus belt kwaad op en we gaan naar huis.
Thuis zegt mijn schoonzus dat het hele eten verpieterd is en dan eten we alles op."

Ik vertelde hem het volgende.
"We rijden weg.
Na een poosje zegt mijn moeder Jozef jij rijdt verkeerd.
Mijn vader zegt Maria bemoei je er nou maar niet mee, dan gaat er hier niks verkeerd.
Het is een paar minuten stil.
Mijn moeder zegt Jozef jij rijdt verkeerd, en ik heb geen zin om te laat te komen. We hadden er al moeten zijn.
Mijn vader zegt Jet kijk jij eens op de kaart, anders houdt je moeder d'r mond niet.
Ik kijk op de kaart en constateer dat we goed zitten.
Mijn moeder zegt jaja, trekken jullie maar één lijn.
Ik geef verongelijkt de kaart terug.
We komen aan, we begroeten iedereen en mijn moeder zegt het is maar goed dat ik erbij was, anders waren we er nou nóg niet geweest."

woensdag 21 augustus 2013

Epifanie

Sinds ik op mijzelf woon (dat is te zeggen: zonder ouders), en dat is al bijna 40 jaar, kan ik niets aanschaffen of het deugt niet. Het is kapot, bobbelt of functioneert niet naar behoren. Ook in mijn opdracht of op mijn verzoek verleende diensten lopen uit op een volledig fiasco. Als student stoorde ik mij er niet aan. Het leiden van een groots en meeslepend leven vond ik belangrijker dan een vlekkeloos geschilderd plafond en een tafel die niet wiebelt. Maar toen ik op mijn 26e woonruimte vond die op een soort volwassen onderkomen leek, begon het mij te hinderen.
Er was het zeil dat mijn vader in de gang van mijn nieuwe onderkomen legde. Na twee uren noeste arbeid kwam hij met een verhit hoofd de kamer in en meldde: "Ik vind het verschrikkelijk en ik weet niet hoe het komt, maar het zeil ligt te krap. En ik heb zo goed opgelet. Dat heb ik nou nog nooit gehad. Ik snap er niks van." Ik bekeek de resultaten en kon niet anders dan toegeven dat er sprake was van een duidelijk waarneembare kier tussen zeil en plint.
Dan was er de muur. Daar zat rauhfaserbehang op. Dat was 's-avonds geschilderd bij lamplicht. De natte bruine verf glom als een sterrenhemel, veroorzaakt door de stukjes prut in de rauhfaser. Alleen, de volgende morgen glom het nog. Het waren integendeel de witte kuiltjes in het behang, die waren overgeslagen. Alles doen herbeginnen.

Verder deed ik niet veel aan het huis. Wel kocht ik onder meer een nieuw cassettedeck terwijl ik er woonde. Het is maar een willekeurig voorbeeld van de miskopen die ik aan de allengs langer wordende lijst toevoegde. Ik had het cassettedeck gekocht op een tamelijk koopje, dat wel, want ik verdiende niet zo veel. Het bleek echter volstrekt onbruikbaar want het trok zich van de standaard betreffende de snelheid van draaien niets aan. Al mijn oude bandjes klonken als Bridget de Midget. Nadat ik tweemaal naar de leverancier was teruggeweest, en het deck tweemaal tevergeefs was 'gerepareerd', ging ik voor een derde maal terug en kondigde aan dat ik het deck wenste te ruilen. Dat vond de verkoper goed. Ik koos dus een ander cassettedeck uit, tegen een enorm bedrag en van een zeer gerenommeerd merk, en wandelde naar de kassa. "Ik wil dit cassettedeck", deelde ik mee, "rekent u het verschil maar even uit." Dat was helaas onmogelijk, zei de verkoper, want het deck dat ik hierbij inleverde was niet nieuw meer. Het had immers bij mij gestaan. Ik kon daar slechts een kleine vergoeding voor krijgen. Geschoold als ik inmiddels was geraakt op het gebied van miskopen dreunde ik op: "Beste mijnheer. Dit cassettedeck voldoet niet aan de eisen die ik redelijkerwijs aan dit cassettedeck mag stellen. Ik heb u tweemaal in de gelegenheid gesteld om dit cassettedeck op dat niveau te brengen maar u bent daar niet in geslaagd. Ik ben nu hier om de overeenkomst met betrekking tot de aankoop van dit cassettedeck te ontbinden. Als u niet snapt wat ik zeg roept u dan de chef even." De chef werd geroepen en ik stond binnen vijf minuten buiten met het door mij gewenste cassettedeck tegen de door mij gedicteerde voorwaarden, maar u begrijpt, de aanschaf van huisraad werd op die manier een tijdrovende en humeurbedervende bezigheid.

In het huisje zelf kon verder niet veel misgaan. Ik woonde er in één, zij het ruime, kamer met een onbeholpen douche en een dobbelsteen van een keukentje en ik kon er met de beste wil van de wereld niet veel meer kwijt dan mijn studententroepjes. Ik woonde er acht jaar toen het huisje zou worden gerenoveerd en ik moest er uit, iets wat mij aanvankelijk helemaal niet zinde. Vooral niet toen het eerste aanbod gelegen bleek te zijn in een nogal haveloos flatgebouw waar ik een smoezelige meneer tegenkwam met in zijn hand een plastic tasje met drankvoorraad. Hier zou ik als alleenstaande dame nooit 's-nachts alleen thuis durven komen, en ik was van mezelf al paniekerig genoeg, dus de flat werd afgewezen.
Toen kreeg ik een andere flat aangeboden. Een prachtige flat, in een prachtige wijk. Een serieuze ruime, echte grotemensendriekamerflat. Een hoekflat, met een enorme boom naast mijn slaapkamerraam. Ik was 34 jaar, ik zou eindelijk echt gaan wonen, en ik kon mijn geluk niet op. Ik zocht vloerbedekking uit. Ik koos een bijpassend zeiltje in de keuken. En ik schafte meubels aan. Boekenkasten, banken, een eettafel met stoelen, een salontafel. Mijn vader zou een oud tweepersoonsbed voor me lakken  en de badkamer en de plafonds witten. Dat was natuurlijk wel vragen om problemen.

Voor het zeil moest in allerijl de vloer worden geëgaliseerd. De vloerbedekking bobbelde, zodat de tapijtlegger de dag voor de verhuizing nog langs moest komen voor een facelift. De gelakte eetkamerstoelen kwamen tot tweemaal toe aan met al hun gelakte pootjes bekrast (dat werd een ontbindinkje, met de standaardbrief, maar nu moest ik nieuwe stoelen uit gaan zoeken). Het plafond werd door mijn vader geschilderd maar met verf uit twee verschillende producties zodat er voor het oog sprake was van een half afgeschilderd plafond; het moest helemaal over. Het bed werd gelakt met waterdragende verf, een niet voor herhaling vatbaar experiment.
De boekenkasten kwamen van Ikea, dat toen alleen in Sliedrecht zat. Mijn vader zeulde deze gewichtige kwaliteitskasten argeloos op zijn imperial om bij aankomst te moeten vaststellen dat het gewicht van de kasten de imperial had vernield en dat de kasten op het dak waren gaan leunen, wat niet goed was geweest voor de lak. Een van de boekenkasten zag er bovendien aan de zijkant een beetje vreemd uit, wat bleek tijdens het in elkaar zetten. Dat hebben we maar opgelost door hem in het midden te plaatsen; je moet ook eens wat door de vingers kunnen zien.
De salontafel met een beschadigde poot werd geruild.

Dan de flat zelf. Ik ben er zes weken ongelofelijk gelukkig geweest, en dat was fijn, want ik was geheel ontregeld in die tijd. Toen begon het. Het lekte. En niet een beetje. Deze hoekflat lekte letterlijk aan alle kanten. Het lekte in de keuken, de kamer en de slaapkamer, kortom de flat was stuk. Mijn splinternieuwe zalmroze vloerbedekking in de slaapkamer begon spoedig te rotten, die winter kreeg ik een inhaler van de huisarts voor mijn gekuch en in het voorjaar haalde ik mijn sandalen beschimmeld uit de kledingkast. Dat leverde weer nieuwe ervaringsdeskundigheid op. Ik voerde een procedure voor de Huurcommissie, die ik won, zodat ik drie jaar lang geen huurverhoging hoefde te betalen. Ik leerde dat als je tegen de grootste woningbouwvereniging van Utrecht en omstreken strijdt, de meneer van bouw- en woningtoezicht na twee bezoekjes wordt teruggefloten. Ik leerde dat de verzekering van de woningbouwvereniging pas na een jaar werd ingeschakeld opdat er meer kon worden afgeschreven van mijn nagelnieuwe spullen. Ik leerde dat als je huis gerenoveerd gaat worden, je tot die tijd kunt sterven met je lekjes, al stroomt het water over de vloer. De flat werd uiteindelijk, na jaren, daadwerkelijk gerenoveerd, dat duurde nog eens een lang en verschrikkelijk jaar en daarna was hij waterdicht.

Op een dag werd ik wakker en dacht ik goh. Het huis is af. Ik heb geen probleem. Ik werd er helemaal zenuwachtig van en deelde dit mee aan de inmiddels toegetreden huisgenoot. Wij besloten dat de huurflat te klein voor ons was geworden. Wij hadden alles dubbel en konden niet weggooien. Als duo kwamen wij voor een huurwoning niet in aanmerking, behalve dan voor een huis dat ons evenveel zou kosten als een koopwoning. Wij besloten dus tot de aanschaf van een eigen huis. De aanschaf en inrichting van het nieuwe huis en de verhuizing leverden weer allerlei overeenkomsten op, maar ik had geleerd. Om te beginnen lieten wij het huis keuren, in de ogen van man een tamelijk overbodige actie voor een huis dat zes jaar oud was, maar ik stond erop. Als wij huisraad aanschaften liet ik op slinkse en onopvallende wijze door hem het exemplaar uit de stapel vissen. Klussen in het nieuwe huis deden we zoveel mogelijk zelf. Op aanwijzingen van een collega van mij legden we laminaat, muren werden eigenhandig geschilderd. Wat we niet zelf konden ging mis. Het nieuwe behang ging kieren en scheen door, het zonnescherm hing alleen bij ons scheef, hoewel alle buren dezelfde leverancier hadden en dan noem ik maar twee willekeurige voorbeelden. Mijn man begreep er niets van en ik heb hem moeten zeggen dat dit de rest van zijn leven zo zou blijven omdat hij nu met mij was.

Ook de diensten van de notaris en de verhuizer lieten te wensen over. Volgens de stukken van de notaris lieten wij al onze aardse bezittingen na aan onszelf in plaats van aan elkaar, dus dat werden een paar correcties van mijn hand, op het overnemen waarvan ik nauwlettend heb toegezien. De verhuizer nam vier dagen voor de verhuizing ineens de telefoon niet meer op en bleek failliet. De verhuizingen waren echter verdeeld, zo deelde een concurrent mee die ik om inlichtingen verzocht (ik moest toch wat) en wij moesten ons geen zorgen maken. Onze opluchting toen er inderdaad op de verhuisdag om 8 uur in de ochtend een merkloze verhuiswagen voorreed was niet gering.
Het huis zelf is niet echt een miskoop, hoewel de kozijnen - nu 16 jaar oud - van deze duurzaam gebouwde woning binnenkort moeten worden vervangen omdat ze geheel in het milieu opgaan.

De huidige stand van zaken is in feite dat wij niets meer kopen. Het is toch niet goed of het deugt niet. Bij het zelf schilderen van de woonkamer, onlangs, bleek ik zelfs in staat om met een emmer bedorven verf thuis te komen. In feite zouden wij behalve de kozijnen ook dringend de keuken moeten verbouwen maar projecten van een dergelijke omvang liggen qua succesvolle aanbesteding geheel buiten ons bereik, en zelf kunnen we het niet. Begrijpen doe ik het inmiddels wel. Ik had namelijk zeer recent hieromtrent een plotseling en helder - zij het enigszins verwarrend - inzicht. Het is de straf, de straf waarvan ik dacht dat ik hem nooit gekregen had, de straf voor mijn vernielzucht en achteloosheid op jonge leeftijd, waarover u kon lezen in Schoon Schip I en II. Wie weet houdt het nu wel op.

maandag 12 augustus 2013

Grafschrift

't Gelijk was altijd aan haar zij
Maar nooit werd zij gehoord
Wij vallen haar voor altijd bij
Zij sprak 't laatste woord


vrijdag 9 augustus 2013

Motregen

Ik heb aan weinig dingen zo'n hekel als aan motregen. Donder en bliksem zijn bij mij van harte welkom. Storm ook. Sneeuw, prima, een sneeuwstorm nog beter. Een stortbui, heerlijk. Maar motregen, nee. Motregen is niks. Het is niet droog, en het regent niet. Het schiet niet op en het leidt nergens toe, niet eens tot behoorlijke plassen op straat waar je doorheen kunt stampvoeten. Het duurt en duurt alleen maar. Motregen is meteorologisch geklungel.

Vandaag motregende het in mijn hoofd. Dan ben je zuur. Storm krijg je van een ander. Dat is heerlijk, dan kun je terugknetteren. Motregen maak je zelf. Het sluipt erin. Ineens weet je het: stik. Het motregent. Soms kun je de wolk nog aanwijzen die begonnen is, maar dat helpt niet meer. Van alle kanten motregent het zelfverwijtjes en zelfmedelijdentjes en voor je het weet zit je urenlang vol afgrijzen te kijken in een afgrond van al dan niet ingebeelde sukkeligheid. Je kunt beter tv kijken. Motregen is amateuristisch geklungel. Weg ermee.

woensdag 7 augustus 2013

Poep

In mijn straat heerst al geruime tijd grote opwinding over de hondenuitwerpselen die op stoep en gras een onbelemmerde doorgang verhinderen. Onze auto's staan aan die stoep en aan dat gras. Menige buur werd reeds gedwongen tot een haastige terugkeer naar kraan en wc-papier, of werd, als het niet was opgemerkt, na luttele minuten in de auto overvallen door een pregnante strontlucht.

Uiteraard is de gemeente op de hoogte gesteld van het ongerief. Dat leverde uiteenlopende gemeentelijke reacties op, die de bewoner, afhankelijk van zijn of haar karakter, tot woede, wanhoop of hysterische vrolijkheid dreven en soms alles tegelijk.
Een greep:
- Wij kunnen hier niet op controleren aangezien dit geen prioriteit heeft maar kunnen de straat wel een keer schoonmaken.
- Wij kunnen de straat niet schoonmaken aangezien alleen de hondentoiletten worden schoongemaakt maar zullen extra controleren.
- Weet u wie het is? Anders kunnen wij niets doen.
- Nee, wij zetten geen bordjes. De gemeenteraad wil niet zoveel bordjes.
- Ach mevrouw. Heel Vleuten, De Meern en Leidsche Rijn liggen bedolven onder een dikke laag poep.

In de loop der jaren werd duidelijk dat wij er alleen voorstonden en zo verschenen er stilaan in de straat uitingen van ons ongenoegen.
De meisjes verderop namen hun stoepkrijt en tekenden de stoep vol. Alle drollen werden omcirkeld en voorzien van opmerkingen en uitroepen, zoals "Wij willen hier spelen!" en "Bah! Vies!". Aan de bomen verschenen zelfgeprinte bordjes met "Hier niet poepen!".

Buurman was er heel fel op. Dag in dag uit hees hij zijn kindjes aan het nekvel in de auto, omdat ze anders tot over hun knietjes onder de stront zaten. Wij waren allemaal in verhoogde staat van paraatheid, maar buurman ging ver en schafte een systeem aan van, laat ik zeggen, geautomatiseerde waakzaamheid terwijl wij sliepen. We hadden namelijk de indruk dat er met name tijdens de late nachtelijke uren werd geproduceerd en de gemeente kon immers niets doen als wij niet wisten wie het was. Helaas werkte dit systeem niet. Er was niets op de beelden te zien.
Ondertussen leverde de staat van verruimd bewustzijn overdag slechts eenmaal een waarneming op. De buurvrouw zag met eigen ogen warempel een poepende hond met baasje. Zij trok haar stoute schoenen aan en ging naar buiten. Eenmaal buiten bleek de man al een stukje verderop te lopen. Vermoedelijk in verband met haar zeer gezegende staat dorst zij hem niet aan te spreken en zij besloot hem te volgen om te zien waar hij woonde. Baas en hondje verdwenen in een flatgebouw, we waren terug bij af, en het duo is nooit meer gesignaleerd.

Ondertussen gaat de strontproductie onverminderd voort. Favoriete plek: het paadje naar de auto van buurman. Die wordt er niet vrolijker op. Hoe vroeg we ook op zijn, er ligt alweer een nieuw baksel. En, merkwaardig, er lijkt sprake van een loslopend beest te zijn. Sporen in de sneeuw, aan het begin van dit jaar, wezen daarop. Welke malloot zet hier in alle vroegte zijn hondje buiten?
Gelukkig is het raadsel inmiddels opgelost want man heeft een waarneming gedaan. Real live poepen, naast de auto van de buurman. Het was de kat van de buurman. We zullen het zo snel mogelijk melden.

Update 7 augustus 2015: gisteren zijn ze voorgoed vertrokken. De bordjes kunnen nu wel weg.

zondag 4 augustus 2013

Schoon Schip II

Schoon Schip II 
Waarin verslag wordt gedaan van de rampen die zich voltrokken vanaf het tiende jaar.

Mijn moeder had een toilettafel die voor een meisje van 10 een walhalla van heerlijkheden en bijzonderheden was. Er lagen sieraden in, er stonden flesjes op met de heerlijkste geuren, er stond een foto uit het jaar dat mijn moeder knap was van haar beste kant, kortom, het was een droomwereld.
Op een dag, toen mijn ouders het huis voor korte tijd hadden verlaten, toog ik naar de slaapkamer, om mij te verlustigen aan al die schitterende grotemensendingen. Ik greep een flesje eau de cologne en deed het open. Ik pakte een zakdoekje. Ik goot wat eau de cologne op het zakdoekje maar ik schoot uit. Nadat ik de eau de cologne had opgedweild moest ik constateren dat het flesje nu opvallend veel minder inhoud had. Dat zou mijn moeder beslist niet ontgaan. Maar daar wist ik een list op: de eau de cologne geurde zo sterk, het zou zeker niet opvallen wanneer ik hem verdunde met een beetje water, tot het niveau dat ik mij herinnerde. Zeer in mijn nopjes met deze slimme oplossing toog ik met het flesje naar de badkamer, hield het onder de kraan en draaide deze open. Toen gebeurde er iets verschrikkelijks. De eau de cologne werd melkwit en geheel ondoorzichtig. Ik herkende het verschijnsel 25 jaar later, toen ik in Nice mijn eerste Ricard met water en ijs dronk. Ik zakte door de grond. Ik zette het flesje terug op de toilettafel en wat er gebeurd is daarna, ik weet het niet meer. Maar ook dit overleefde ik.

Texel. Onze familie kwam er graag en in principe elk jaar. Veel Texelaars verhuurden de helft van hun huis in de zomer aan vakantiegangers en wij verbleven een aantal malen in het voorhuis van Vita Nova, aan het Gerritslanderdijkje. Het volgende voorval maakte een einde aan ons jaarlijkse verblijf op deze idyllische plek.
De dochter in Vita Nova was ongeveer even oud als ik. Dat was leuk voor mij natuurlijk. Ze ging vaak met ons mee naar het strand en we speelden samen rond en in het huis. We haalden een beetje kattekwaad uit, dronken ranja en klierden ons dan weer op gemoedelijke wijze de zomerdag door. Op een dag sloot ik haar op in de schuur. Ze wilde eruit, maar dat deed ik natuurlijk niet. Niet meteen, althans. Ik wilde net de sleutel omdraaien toen ze riep: "Ik kan er lekker toch wel uit hoor! Ik klim gewoon door het raam." En ik geloofde dat, zoals ik nog steeds altijd alles geloof. Ik draaide me om, liep weg en ging achteloos iets anders doen.
Het schijnt nog even geduurd te hebben voor haar moeder doorhad wat er aan de hand was en haar uit haar benarde positie kon bevrijden. Die kwam vervolgens verhaal halen bij mijn moeder. Daarna was de verhouding zo bekoeld dat wij voor het volgende jaar naar een ander onderkomen om moesten zien.
Dit speelde zich meer dan 40 jaar geleden af. Tegenwoordig verblijf ik regelmatig op een bungalowpark aan hetzelfde Gerritslanderdijkje. De ingang is ongeveer 100 meter verwijderd van de voortuin van Vita Nova. Ik kom tijdens zo'n verblijf meerdere malen per dag langs het huis. En iedere keer denk ik: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.

De laatste overtreding die ik me herinner is van toen ik een jaar of 14 was. Mijn moeder had een kort glad donkerbruin bontjasje. Dit jasje leek sprekend op het jasje dat John Lennon droeg tijdens de Let it be sessies op het dak van de studio in Abbey Road. Mijn moeders jasje was voor mij het meest begerenswaardige kledingstuk op de hele wereld, op een echte Levi's spijkerbroek na.
Op een zondag, toen mijn ouders ergens op bezoek gingen en ik niet mee wilde (o, heerlijke zondagmiddagen op mijn eentje) besloot ik bij het uitlaten van de hond het jasje aan te trekken. Het betrof slechts een blokje om, maar voor één keer zou ik helemaal de blits maken in onze nieuwbouwwijk. Ik besloot om achterlangs te lopen, door de dierenweide. Daar ging ik dan, weliswaar niet met een Levi's maar dan toch een Lois spijkerbroek, afgesleten gympen en het überhippe jasje, versierd met precies het goede sjaaltje.
Toen gebeurde het. Onze hond zag een stukje verderop een hond lopen die hem interesseerde. Hij zag niet wat er voor zijn ogen lag, namelijk een sloot. De sloot was volledig bedekt met gifgroen kroos. Wat onze hond betrof ging het vermoedelijk om een nieuw soort gras, hij wandelde dus gewoon door en zakte als een baksteentje het water in. Daarbij raakte hij nogal in paniek en ik moest hem uit de sloot trekken. Dat ging goed. Eenmaal op het droge echter nam hij een bepaalde houding aan, ik zou haast zeggen, hij nam een soort aanloopje in de lendenen, en elke hondenbezitter weet wat er nu komt. Ik dook nog weg, maar het was te laat. De hond schudde zich uit, het kroos vloog door de lucht, en mijn moeders bontjasje zat van kraag tot zoom onder de natte groene derrie. De troep zat overal tussen de bontharen en bleek onmogelijk te verwijderen. Misschien als alles was opgedroogd, maar dan zouden mijn ouders allang thuis zijn. Deze keer heb ik het maar gewoon opgebiecht, en toen het jasje droog was konden we het kroos er zo uit schudden. Een paar jaar later mocht ik het hebben (ik ben inderdaad zo oud dat een versleten bontjasje niet fout, maar hip was).

Naschrift

Ik ben blij dat ik alles verteld heb. Ik heb namelijk geen enkele herinnering aan straf. Wij maakten gewoon vanaf het begin ruzie alsof we allemaal volwassen waren, dus het was ook van meet af aan duidelijk dat zoiets kinderachtigs als straf niet door de commissie zou komen. Wel moest ik vaak naar mijn kamer, maar ik was dat dan toch al net van plan.
Enfin, u weet nu alles, mochten er nog maatregelen genomen worden dan hoor ik het graag.





zaterdag 3 augustus 2013

Schoon Schip I

Proloog

Het wordt tijd dat ik eens uit de doeken doe welke intergalactische rampen ik over ons huisgezin heb uitgestort toen ik een kind was. Mij overvielen van tijd tot tijd de verschrikkelijkste neigingen, waaraan ik geen weerstand kon bieden. Ik heb het dan niet over gedrag. Mijn gedrag was niet te pruimen, en dat heeft ook nog geruime tijd voortgeduurd toen ik het ouderlijk huis had verlaten, maar dat gold voor ons allemaal, behalve dan voor de hond, die een voorbeeldige braafheid tentoonspreidde. Nee, ik heb het over handelingen. Ontzettende handelingen, waarbij meestal iets kapot of zelfs geheel verloren ging, en die mij vaak dusdanig bezwaarden dat ik er zelf slapeloze nachten van had, waarin ik mij duizenden voorstellingen maakte van de situatie zoals die zich zou ontwikkelen nadat een en ander zou zijn uitgekomen. Enfin, schoon schip dus maar, dan kunnen we weer verder.

Schoon Schip I
Waarin verslag wordt gedaan van de rampen die zich voltrokken tot het 10e jaar.

Wij hadden op de slaapkamer, eerst bij mij en later bij mijn broer, een commode, waarin de kinderkleren lagen, en waarop ik, en later mijn broer, werd verschoond. Deze commode was meerdere malen doelwit van vandalisme van mijn kant.
Ik was nog heel jong, mijn broer was nog niet geboren, wat wil zeggen dat ik hooguit drie jaar was, toen mijn eerste aanval op de commode plaatshad. Ik pakte de pot met zinkoliezalf, deed deze open, stak mijn vinger erin, nam een flinke hap zalf mee en smeerde deze op de commode. Ik was pas tevreden toen de gehele commode was ingesmeerd. Daarna nam ik de bus met talkpoeder, deed deze open en schudde de gehele bus uit over de ingesmeerde commode, waarbij ik ongetwijfeld hier en daar over de rand zal hebben gestrooid, dat wil zeggen op de vloer. Gelukkig lag daar in mijn tijd een zeiltje op. Ik herinner me nog de verbijstering bij mijn moeder, en ook bij mezelf, want ik kon werkelijk niet verklaren waarom ik dit had gedaan, behalve dat het volstrekt onvermijdelijk leek. Dat heb ik later ook nog weleens gehad, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Bij de tweede aanval op de commode ging het om een accessoire, om precies te zijn om het schuimrubberen matje dat op de commode lag. Dit matje was omhuld door een wit plastic hoesje, waarop allerlei aardige figuurtjes waren afgebeeld. Ik weet nog dat mijn broer inmiddels was geboren, en ook dat ik op de kleuterschool moet hebben gezeten, want ik imiteerde gedrag dat ik op school had geleerd. Ik nam een veiligheidsspeld, deed hem open en begon stuk voor stuk de figuurtjes uit te prikken. Dat deden we op school tenslotte ook, figuurtjes uitprikken, maar dan in papier. Het lukte niet heel goed, want waar het papier op school al snel een scheurtje maakte van de gecombineerde gaatjes gaf het plastic niet erg mee, en ik moest wel veel gaatjes maken om een figuurtje los te krijgen van zijn achtergrond. Ik prikte dus maar lusteloos wat rond en ik had al aardig wat figuurtjes uitgeprobeerd toen mijn moeder ontdekte wat ik aan het doen was en gedurende de rest van zijn babytijd heeft mijn broer op een matje met half uitgeprikte figuurtjes gelegen.

Dit herinner ik me als een flard. Ik ben een jaar of zes, en ik kijk vol verbazing naar de buurvrouw, die rood aanloopt, en tegen mijn moeder schreeuwt. Als kind begreep ik niets van dergelijke opwinding en het zou handig zijn geweest als dat zo gebleven was, maar dat terzijde. Op een gegeven moment vraagt mijn moeder mij "Heb jij dat gedaan?" Het kost enige moeite om te ontcijferen waar het over gaat, maar op een bepaald moment is mij zoveel wel duidelijk dat het gelukkig maar om een onbeduidend voorval gaat, namelijk dat ik mijn buurjongen met een metalen rolschaats op zijn hoofd heb geslagen. Ik geef grif toe, want zoiets kan gebeuren in het vuur van het spel. Het schijnt echter een forse overtreding te zijn, want er is iets stuk, namelijk het hoofd van mijn buurjongen. Dat had ik helemaal niet opgemerkt en het heeft mij een belangrijke les geleerd: sla nooit met een metalen rolschaats op iemands hoofd.

We maken een uitstapje naar school. Ik ben 8 jaar, en ik zit in een combinatieklas 2/3. Die heb ik dus maar in 1 jaar afgewerkt, dat schoot tenminste een beetje op. Wij hadden op school van die moderne Bruijnzeel-lessenaartjes, genummerd naar grootte, met een klep erop die open kon, en waaronder je je boeken, etui, inktlap en soortgelijke spullen bewaarde. Op een kwade dag, ik weet niet hoe, is er een groot stuk kauwgom in die lessenaar terechtgekomen. Wij mochten geen kauwgom kauwen onder de les, dus ik zal het wel een keer haastig hebben weggemoffeld. Ik wist dat ik het er weer uit moest halen, maar ik deed het niet. Waarom, al slaat u mij dood. Ik was er eenvoudigweg niet toe in staat. (Dat heb ik later ook nog weleens gehad, maar enz.). Dat schooljaar heb ik werkelijk uitzonderlijk slecht geslapen. Aan de buitenkant was ik een braaf kind, een goed lerend kind, ja, een slim kind, dat zomaar een klas oversloeg, asjemenou. Alleen ik wist wie ik werkelijk was. Aan het einde van dat jaar kwam de laatste schooldag, en dan zou alles uitkomen, ik zou van school gestuurd worden, dat was nog het minste, en van de rest kon ik mij geen voorstelling maken behalve dan dat het verschrikkelijk zou zijn. Ondertussen werd de puinhoop in de lessenaar steeds groter, de kauwgom verspreidde zich steeds verder over en tussen de aanwezige voorwerpen, trok draden naar bodem en deksel, en maakte het onmogelijk om nog een geordende rangschikking van voorwerpen erop na te houden, zodat de kaft van het leesboekje uit de kast achter in de klas eerst beplakt, toen verkreukeld, en tenslotte gescheurd raakte.
De laatste schooldag brak aan. Het leesboekje moest terug, achter in de klas. Ik zie me nog staan. De kauwgom zat er aan alle kanten op. Wat er toen gebeurde heb ik totaal verdrongen, maar er zal sprake zijn geweest van enig mededogen, want ik leef nog.


Volgende keer: Schoon Schip II 
Waarin verslag wordt gedaan van de rampen die zich voltrokken vanaf het tiende jaar.

vrijdag 2 augustus 2013

Oma

Mijn oma praatte niet veel. Nou ja. Ze keuvelde genoeg. Over wat we zouden eten. Of we naar het park zouden gaan. Over het legendarische sjagrijn van de BBA-buschauffeurs (vaak). Hoeveel goedkoper de boodschappen bij De Schuur waren. Welke bakker het beste anijsbrood had (een ongoing discussie in Roosendaal). Heel zelden waren er opmerkingen over zaken die boven het alledaagse uitstaken. Misschien weet ik ze daarom nog zo goed. Toen mijn oma eens uitgebreid de voor- en nadelen van de bejaardenhuizen in de stad de revue liet passeren eindigde ze haar verhandeling met de woorden: "Het is maar goed dat we niet meer afhankelijk zijn, zoals vroeger."

Mijn oma heeft de twee wereldoorlogen meegemaakt. De enige opmerking over oorlog die ik haar heb horen maken ging over de Eerste Wereldoorlog. Oma was twaalf jaar oud toen die uitbrak en ze zag de Belgische vluchtelingen die de grens over waren gekomen lopend door de straat gaan. Honderden. "Jetje 't was verschrikkelijk hoe die mensen hun huis uit waren gevlucht, met een paar spulletjes bij zich, waar moesten ze heen."

Oma was gewoon een binnenvetter. Het was een generatiedingetje. Toch wist ik dat ze van mij hield. Het zat in de liedjes waarmee ze mij wakker maakte, in het handenwrijvend aankondigen van een pretje, in de kippensoep die ze kookte. Het zat in de rust die ze gaf. Het begon eigenlijk al bij de voordeur. Al handenklappend en "Dáár hebben we Jetje" zingend kuste ze mij en hing mijn jas op. Hier kon niets meer misgaan.

Vaak hoorde ik het snorren van haar trapnaaimachine. Oma was tot haar huwelijk naaister en coupeuse geweest. Voor mij maakte ze ook kleren. Het meeste hield ik echter van haar poppenkleren. Niet voor het nut, maar uitsluitend voor mijn plezier naaide ze jurkje na jurkje en haakte ze het ene poppenslabbetje na het andere. Het topstuk was een winterjasje voor mijn babypop. Met een kraagje. Gevoerd. En met prachtige rode knopen erop. Liefde in alle details, want ze deed het ook wel graag.

Daar sta je dan, Marietje Dolmans. Je ging dood toen ik mijn ouderlijk huis verliet, op mijn 18e. Je viel van een trap, brak je nek, en dat was dat. Gelukkig was de RK hemel toen nog open voor nieuwe bewoners, dus we weten waar je bent.