Pagina's

woensdag 28 augustus 2013

Samenleven

Ik geloof er niet in dat een mens gemaakt is om in grote groepen samen te leven. Alles maar dan ook alles wijst erop dat we bedoeld zijn om in een grote loze ruimte op een eigen plekje op aarde te vertoeven, zodat we blij zijn om eens een ander levend wezen tegen te komen. Waar de mens structureel samenkomt gaat van alles mis.

Neem uw straat. In elke straat woont een Boormans, een Zaagstra, een Timmermans, een Van der Hogedruk of een Van de Schaaf en als je pech hebt, zoals ik, heb je ze allemaal. In elke organisatie werken mevrouw Achter den Elleboog en meneer Vooraan. Pietje Stiekem, Jantje Bullebak en Miesje Klikspaan zitten in elke klas. In de loop der jaren heb ik gemerkt wat een zegening het is dat ik maar één broer heb. Ik ken families waar tien telefoongesprekken volgen wanneer de moeder heeft gebeld, ik hoef alleen maar bij mijn broertje te checken. Burenruzies, arbeidsconflicten en pestprotocollen, ze bewijzen keer op keer mijn gelijk en alleen televisieprogramma's over nog ergere burenruzies, nog vreselijker arbeidsconflicten en de ultieme pestkop zijn in staat om ons tijdelijk in een goed humeur te krijgen. Gelukkig, het kan altijd nog erger.

Er is niets aan te doen. We kunnen elkaar eenvoudigweg niet uitstaan. Daar kunnen geen sociologie van de wijk, geen psychologie van het management en geen pedagogiek van het klassikaal onderwijs tegenop. Nu kunt u mij negatief noemen, maar ik geef het tenminste toe. Ik wens goudeerlijk niet uw auto weg van mijn parkeerplaats, maar uzelf naar de maan. Ik wil niet vooraan staan in de rij, ik wil de rij niet. Ik vind het niet alleen prettig als u een dag niet op het werk komt, van mij hoeft u nooit meer terug te komen, sterker nog, ik wil een organisatie voor mij alleen. Ik neem het u voorts hoogst kwalijk dat u altijd tegelijk met mij naar bos, zee en heide wilt, voor de kassa staat als ik wil afrekenen en het enige voordeel van een evenement is wat mij betreft dat u zich in grote aantallen tegelijk op een bepaalde plaats bevindt, zodat ik in één klap een heleboel mensen tegelijk kan mijden.

U denkt er hetzelfde over als ik. Dat weet ik. Want u klaagt over de files op de weg, de herrie van de buren, de drukte op het werk en mijn scheve schutting. Maar u denkt dat u in een walhalla zult leven als dat allemaal is opgelost. U heeft niet door dat het een systeemfout is. Begrijp mij niet verkeerd, ik heb niets tegen u. U bent vriendelijke buren en sympathieke collega's. Maar waarom moet dat hier. Doet u mij een genoegen en weest u twee kilometer verderop. Bespaar mij het gereutel van uw grasmaaimachine, de dyslexie van uw kinderen, uw projectplannen, het uitzicht op uw leasebak en de toelichting op de functies van uw gehoorapparaat-met-bluetooth. Ga Weg.

*op vakantie gaat*




2 opmerkingen:

  1. Scherp en vermakelijk, deed me onmiddellijk aan Kant denken.

    De aanleg voor het vormen van een gemeenschap ligt duidelijk in de menselijke
    natuur. De mens heeft een neiging hiertoe, omdat hij zich in deze toestand meer
    mens voelt, dat wil zeggen, beter zijn natuurlijke aanleg kan ontwikkelen. Hij heeft
    echter ook een sterke neiging zich te isoleren, omdat hij in zichzelf ook de
    onmaatschappelijke eigenschap aantreft om alles naar zijn hand te willen zetten en
    daarom van alle kanten tegenstand verwacht, zoals hij van zichzelf weet dat hij van
    zijn kant geneigd is tot tegenstand jegens anderen.

    Immanuel Kant

    BeantwoordenVerwijderen