Pagina's

dinsdag 22 oktober 2013

En ze leefden nog lang en gelukkig




U zult wel denken af en toe, uit wat voor een disfunctioneel gezin komt die nou weer. Wat doet dat geherrie en gemep in het verhaal Huis, bijvoorbeeld. De grap is natuurlijk dat het geherrie en gemep in mijn jonge jaren een natuurlijk en vanzelfsprekend onderdeel van de omgeving was. Ik ken uit mijn jeugd, en dan heb ik het over de jaren zestig en de vroege jaren zeventig, werkelijk NIET EEN normaal gezin. En nee, ik kom niet uit een rare familie. Ik kom zelfs uit een ontzettende doorsneefamilie. Uit een doorsneegezin. Vader, moeder, twee kindjes en een hond. Vader werkt altijd, moeder af en toe. Eén auto. Een rijtjeshuis.
Buren, ouders van vriendinnen, overal was het hetzelfde. De moeders waren getrouwd om onder de pannen te zijn. De vaders voor de aardappelen met jus en het gestreken overhemd. Binnen dit samenwerkingsverband verdroeg men elkaar. Dat was een soort deugd. Deugdzaamheid en fatsoen, daar draaide alles om. Het huis aan kant, de kinderen aan het huiswerk. De bedden opgedekt met een sprei netjes eroverheen.
En soms verdroeg men elkaar niet, en dan kwam daar herrie van, tot het weer stil werd.

Aan vrienden deed men niet. Vrienden, dat was iets voor als je jong was. Mijn ouders hadden wel jeugdvrienden. Die zagen we eens in de zoveel jaar. Familie ging vóór, want dat was eigen. Nieuwe vrienden hadden ze niet. Dat was eigenlijk een beetje wuft, vrienden, en het schiep maar verplichtingen. Je bestemming lag in het huwelijk, in het gezin, en daarna kwam je familie, de oma's voorop.
Wanneer wij als kind een vriendje of vriendinnetje meebrachten was dat prima natuurlijk, we waren naar de maatstaven van toen heus geen geïsoleerd gezin. Er werd wel geïnformeerd 'wat haar vader deed'. De dochter van een welgestelde registeraccountant, die ik in de brugklas opduikelde, deed mijn ouders glimmen van trots. Wel waarschuwde mijn moeder om niet te intiem te worden, waar zij mee bedoelde dat ik vooral niets over thuis moest zeggen.

Goeie buren hadden we wel. Buren, dat was duidelijk. Buren hadden een functie. Je zorgde voor elkaars post en planten tijdens vakanties en de buurvrouwen wisselden praktische tips uit, zoals ervaringen met winkels en scholen. Buurvrouwen, want buurmannen werkten en zaten 's-avonds uitgeteld op de bank. De afdeling Externe Betrekkingen, dat was een vrouwending. Buurmannen groetten elkaar als ze 's-ochtends massaal het huis uit wandelden en de auto indoken.

Het ging nergens over. Dat was het punt. En het hoorde ook nergens over te gaan. Niet over teleurstelling of opluchting, hoop of angst, verdriet of vreugde. Dat waren hoogst ongepaste onderwerpen. Nette mensen lieten niet het achterste van hun tong zien, hup, een sprei erover. Wie huilt is van suiker, wie praat is een rare snijboon en wie zijn neus schendt schendt zijn aangezicht.
Het was de tijd. Ergens is dat veranderd. Ergens tussen mijn moeder en haar jongste zusje - 17 jaar schelen ze - is er iets gebeurd. Het was mijn jongste tante die mijn spijkerbroeken tolereerde, mij uitlegde wat tampons waren en mij seven-up gaf in plaats van het deugdzame glas melk. Mijn tante, die de verhalen van haar eigen dochter over verliefdheden schaterend aanhoorde en plannen met haar smeedde om de aanbedene in te palmen (mijn moeder wist nooit wanneer en op wie ik verliefd was).

We braken uit, in de jaren zeventig. We begonnen te praten. Mijn vriendinnen en ik, wij hebben het onszelf en elkaar geleerd. Vertrouwen. Vertrouwelijkheid. Los van de mannen waar we mee verkeerden. Die mannen zelf werden wezens waar je bevriend mee kon raken, ook dat nog, zomaar, zonder verkering, gezoen en gefriemel, zonder onvermijdelijke verloving, ook al zoiets merkwaardig nieuwerwets. En verkering of niet, vriendschap ging door. Vrienden werden deel van ons leven in plaats van een voorportaal tot we onder dak waren. Van onze partners hielden we, en als het hel werd, of we elkaar alleen nog maar verdroegen, gingen we uit elkaar. En dat was vreselijk, maar nodig soms.

We maken fouten, we vergissen ons, we kwetsen elkaar, we bezeren ons. We verlaten en worden verlaten. Maar nooit, nooit meer terug naar die emotionele noordpool, die kille hel van deugdzaamheid, die zwarte borrelende poel van fatsoen van Nederland in de naoorlogse jaren.





zaterdag 19 oktober 2013

Huis

Fascinerend als mensen een huis hebben waar ze in opgegroeid zijn. Zoals man. Zijn ouderlijk huis zit dichtgekit met troep en herinneringen.
Ik ben in zes huizen en vier plaatsen opgegroeid. Heipalen, gloeiend asfalt en een bouwbehangetje.
Het rolschaatste wel lekker, zo'n net geasfalteerde straat. Ik zit te denken in welk huis ik mijn buurjongetje de hersens insloeg met een rolschaats. En in welk huis mijn vader met zijn vuist op tafel sloeg, midden onder het eten, omdat hij er genoeg van had.

Van ons eerste huis weet ik niks meer. Het was een piepklein flatje en ik geloof dat ik twee jaar oud was toen we verhuisden naar een straat verderop. Als we langs het flatje kwamen zei mijn moeder altijd: kijk, daar ben jij geboren, maar dat was niet waar, want ik ben in het ziekenhuis geboren. Mijn moeder zegt wel meer, bijvoorbeeld dat er een beetje sneeuw lag, maar in historische weeroverzichten staat dat het die dag 14 graden was, dus dat lijkt mij sterk.

Het tweede huis herinner ik me heel goed. Daar heb ik gewoond van mijn tweede tot mijn zevende jaar. Het was een nieuw huis, zoals alle huizen waar we gewoond hebben. Een rijtjeshuis. Het was een beetje ouderwets. We hadden er een kolenkachel en in de schuur dus ook een kolenhok. Het huis was tamelijk ruim. We hadden een voorkamer en een achterkamer met schuifdeuren ertussen. In de winter gingen die 's-avonds dicht, want dan hoefde je minder kolen te stoken. Op de vloer lag Jabo, donkergrijs achter en lichtgrijs voor, dat was keiharde vloerbedekking met ribbels die in mijn knieën stonden als ik met de autootjes van mijn kleine broertje had gespeeld. Voor de ramen hing Balastore, geplisseerde papieren zonwering, want Luxaflex was erg duur.

In de 'badkamer' hadden we een lavet. Dat is een soort aanrecht met een debiel grote wasbak uit 1 stuk. Het was van granito, nu ook wel terrazzo genoemd, en dat is nu heel hip geloof ik, maar het was om in te douchen niet erg praktisch. Het primaire doel was dan ook het wassen en mangelen van onze kleren. Ook wij kinderen werden er eenmaal per week in gebadderd en in de winter naar beneden gedragen in een handdoek en daar voor de kolenkachel in de kleertjes gehesen. (Nee, je had in die tijd boven geen verwarming nee. Ook niet als het koud was nee.)

In de keuken hadden we een granito aanrecht met op de bodem van de gootsteen geblokte tegeltjes en met een gordijntje eronder. Mijn moeder had er een elektrisch straalkacheltje gezet omdat het anders toch wel koud werd. Op een dag stond dat kacheltje te dicht bij de plastic pedaalemmer, waar sindsdien een smeltplek in zat. Toch is die pedaalemmer nog diverse keren met ons meeverhuisd, want iets wat verder nog goed is gooi je niet weg.
We hadden er ook een prachtige tuin. Tegen de muur met de buren plantte mijn vader rozen en we hadden een kloppaal haaks op de stoep waar vier haken aan hingen voor de twee schommels: een echte, model plankje dus, voor mij en een peuterschommel met touwtjes en kraaltjes waar mijn broertje veilig in hing.
Dit was het huis waar ik vlijtig de figuurtjes uitprikte op het matrasje waar mijn broertje op werd verschoond en ik denk dat het ook het huis is waar de muren ineens om me heen vlogen terwijl mijn moeder zei "Maar Jozef het is nog maar een kind." Dat moet het wel zijn.

Mijn vader raakte zijn baan kwijt omdat de directeur zijn zoon van school kwam en ook een baan moest, dat kon toen, en hij vond werk in het verre Utrecht. Een tijdlang reisde hij op maandag in alle vroegte af om in de loop van de vrijdagavond weer huiswaarts te keren. Aan zijn hospita hielden we een derde 'oma' over. Toen hij na een jaar een vaste aanstelling kreeg maakten wij ook de oversteek en we gingen in Overvecht wonen.

In het Overvechtse huis hadden we een gaskachel. Een wonder van vernuft. Het straalkacheltje werd weer naast de plastic pedaalemmer gezet en zo hadden we ook hier een geheel verwarmde benedenverdieping. Dit was het huis waar mijn vader na een daverende ruzie met tranen in zijn ogen de trap af kwam en tegen mij zei dat er met mijn moeder niet te leven viel. Yep. Die weet ik zeker.

Mijn vader zag dat het slecht ging met zijn bedrijf en zocht een andere baan. Dat betekende dat we het huis uit moesten want het was een koophuis en hij had een hypotheek van het werk. We verhuisden dus op stel en sprong naar een flat verderop, op de zevende verdieping, waar we voor het eerst Centrale Verwarming hadden, een vuilstortkoker naast de slaapkamer van mijn ouders en waar mijn moeder een flatneurose ontwikkelde want "Boven hoor je de auto's véél harder dan op straat."
Daar hebben we maar anderhalf jaar gewoond. In het landelijke Vleuten werd een nieuwe wijk gebouwd en mijn vader en de restanten van mijn moeder huurden er een heel mooi en ruim en nieuw rijtjeshuis.

Vleuten was heerlijk. Ik raakte er mijn heimwee naar mijn geboortegrond kwijt. Het was wel het huis waar mijn vader een paar dagen spoorloos verdween omdat hij het niet meer zag zitten en ook het huis waar ik de ergste puberteit doormaakte die iemand ooit gehad kan hebben maar voor de rest woonden we er fijn. Ik ging naar de middelbare school, wat ik ook fijn vond. In de zomer ging ik naar het zwembad, ik draaide plaatjes bij het buurmeisje en viel in slaap met Radio Noordzee op de radio en de Beatles op de muur geprikt.

Na vijf jaar werd mijn vader overgeplaatst en berustend verhuisde ik mee naar weer een nieuw huis en weer een nieuwe plaats. Ik was 16 en had drie dingen geleerd: trouw nooit, neem nooit een puber en hecht je nooit aan een huis. Ik heb me aan het laatste niet kunnen houden, en dat was weer heel verkeerd van mij want ik heb alweer 11 jaar heimwee, maar verder ben ik tot nu toe standvastig gebleken.



Madness - Our House

vrijdag 18 oktober 2013

Horen, zien en zwijgen: SP kijkt de andere kant op

Bijna mijn hele volwassen leven, en dat is meer dan 30 jaar, stemde ik SP, met een uitstapje van enkele jaren naar de PvdA, inclusief lidmaatschap van die partij. Van de SP werd ik nooit lid, maar de SP voelde als mijn natuurlijke politieke thuis. Iets met eerlijk delen. Actief was ik niet meer, na mijn studententijd: drukdrukdruk, en dingen kwamen op mijn pad. De laatste jaren hebben we internet, en af en toe keek ik op de site van de SP om te kijken of ik er nog altijd goed zat. In ieder geval beter dan elders, was altijd mijn conclusie. De PVV daarentegen was mijn natuurlijke vijand. Iets met uitsluiten. Daar zat in ieder geval een wereld van verschil met 'mijn' SP.

Een aantal weken geleden las ik ergens (het zal wel op zo'n 'extreem-linkse' blog zijn geweest) dat de SP moties indiende met de PVV. Dat geloofde ik natuurlijk niet. Onmogelijk. Een andere wereld. Ik liet het een poosje sudderen, maar het zat mij niet lekker. Ik ging op zoek en ik vond. De haren rezen mij te berge. De eerste motie die ik vond was deze: een motie van Renske Leijten van de SP en Floor Agema van de PVV over het vervoer van gehandicapte sporters. Daarna vind je er meer. Het is al jaren aan de gang. Hier download je bijvoorbeeld de motie Leijten-Agema over het budget voor de WMO uit 2008. Verder vind je her en der moties van de leden Leijten, Agema, Voortman en Dijkstra. Google er maar eens op. Welke Dijkstra het is weet ik niet, maar Voortman kan naar ik aanneem niemand anders zijn dan Linda Voortman van Groen Links. Dat ik ook daar weer verrast over ben, is een understatement.
Tot slot hebben we nog de motie van wantrouwen van de PVV op de eerste dag van de Algemene Beschouwingen, die gesteund werd door SP en Partij voor de Dieren. Daar waren we allemaal bij, neem ik aan. Verbaasd was ik toen al niet meer.

Ik was mij dus te pletter geschrokken. Ik liet het weer een poosje sudderen. Er was de korte oprisping op Twitter, toen een lokaal SP-gemeenteraadslid verkondigde dat samenwerking met de PVV uitgesloten was. Ik meende dit SP-lid te moeten voorlichten dat deze samenwerking reeds in gang was gezet, waarna het heel stil werd.

Gisteren kwam er een RT voorbij door een ander lokaal SP-gemeenteraadslid. Van Paul Ulenbelt. Iemand die ik graag eens een poosje gevolgd had, maar sinds mij de schellen van de ogen zijn gevallen volg ik geen landelijke SP-ers meer. Wel wilde ik nu eens hom of kuit. Na zoveel jaar behoorlijk trouw stemgedrag mag ik toch wel weten of ik mij zo vergist heb. Ik benaderde Renske Leijten op Twitter.

De verklaring van Renske Leijten was: "ook wel eens met VVD. Als je eens bent op 1 ding, betekent dat niet met alles". Verderop vroeg zij mij "dus aangenomen voorstellen van sp (door oa steun pvv) deugen ook niet meer?" Hierop verklaarde ik "Daar gaat het dus niet om. Gaat om niet ten koste van alles. Om trouw aan je basisprincipes. Maar die zijn er blijkbaar niet." Hierna ontaardde de discussie in een (overigens beschaafd) twistgesprek omdat ik dat samenwerken vind en Renske het flauwekul vindt en mij meedeelt "ik weet niet wie je informeert maar je wordt verkeerd geïnformeerd". Renske ziet geen verschil tussen samenwerken met de PVV en samenwerken met andere partijen, verder heeft zij kennelijk een andere definitie van samenwerken, en we zijn en blijven het geheel oneens.

Een soortgelijke discussie met Paul Ulenbelt. Een soortgelijke reactie: "Er zijn veel verschillen. Tussen alle partijen. Waarover je eens bent kun je samen optrekken. Maakt verschillen niet minder." Ook hier krijg ik niet echt uitgelegd wat mij beweegt om te stellen "Met een discriminerende fascistische partij werk je niet samen, PUNT (...)".Wel ontstaat hier meer dialoog: Paul Ulenbelt meldt "in de TK steunt PVV ook onze voorstellen als ze het er mee eens zijn. Wat moeten wij dan doen volgens jou?" waarop mijn antwoord is "Voor kennisgeving aannemen en negeren." Godzijdank hier geen pinnig verdringingsgedrag.
Enfin als u zin hebt leest u de discussie nog maar eens na, het speelde zich af aan het einde van de avond, en Paul Ulenbelt en Renske Leijten weet u ongetwijfeld te vinden.

Ik heb de dame en de heer bedankt voor de discussie, waarin ik overigens van een aantal zijden werd bijgevallen, waarvoor dank, en geconcludeerd dat ik nu in ieder geval wist waar ik aan toe was. Het is duidelijk. De PVV is een hele normale partij, voor wat hoort wat, stellingname tegen discriminerende uitingen is er niet bij, een basisniveau bij de samenwerkende partij is niet aan de orde, en zo vaart men in links Den Haag voort onder de glazen stolp met een blinddoek voor.

Mijn teleurstelling is immens. Ik heb links, of wat daar voor door moet gaan, vertrouwd. Niet alleen op het gebied van sociaal-economische vraagstukken, maar ook, ik mag wel zeggen zéker, op het gebied van alles wat wij terugvinden in artikel 1 van onze Grondwet:

Artikel 1 van de Grondwet

Artikel 1 Grondwet biedt een belangrijke basis voor de bestrijding van discriminatie. In dit artikel staat namelijk het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod geformuleerd. Het artikel geeft aan dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden (gelijkheidsbeginsel) en dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook niet is toegestaan (discriminatieverbod). Het gelijkheidsbeginsel en het verbod van discriminatie zijn een van de meest fundamentele beginselen van onze rechtsorde.1 In het hierna volgende stuk zal uiteengezet worden wat de betekenis is van artikel 1 Grondwet. Voorts zal worden uiteengezet wie een beroep kan doen op dit artikel en op welke wijze dit kan gebeuren.
Ik dacht bovendien dat mijn vertrouwen in de SP gerechtvaardigd was op grond van haar standpunt over discriminatie: Discriminatie is de bijl aan de wortel van de samenleving. En ik denk nog steeds dat ik dat vertrouwen mag hebben. De samenwerking met de PVV is in mijn ogen dan ook niets minder dan een wanprestatie. Als ik lid was zou ik mijn geld terugeisen. Op grond van haar standpunt over discriminatie mag ik van de SP niet alleen verwachten dat zij op geen enkele wijze samenwerkt met de PVV, maar dat zij zelfs krachtig stelling neemt tegen discriminerende uitingen. Ik geloof niet dat het mij gelukt is om dit naar binnen te kruien. Muziek, dan maar.



Bots - Wie zwijgt stemt toe

dinsdag 8 oktober 2013

Bert Broos

Bert van der Roest is ongelofelijk zielig. Hij zou het zo moeilijk met zichzelf hebben dat hij een greep in de kas moest doen van de Stichting Straatnieuws in Utrecht, waar hij bestuurslid is. Door zijn problemen. Dat gun je natuurlijk niemand. Arme Bert is nu uit de gemeenteraad van Utrecht gestapt, waar hij voor de PvdA lid van was. Ongelofelijk rot voor hem is dat, en een persoonlijk drama. Triest nieuws is het. Wij zullen hem ontzettend missen.

Natuurlijk doet de Stichting Straatnieuws in Utrecht geen aangifte tegen Bert. Je weet wel, zo'n aangifte van een verdenking, en dat dan de politie gaat uitzoeken of je echt iets hebt gedaan, en dat het OM dan besluit of ze je gaan vervolgen, en dat de rechter dan een oordeel over je uitspreekt.
Bert is namelijk een toffe peer. Hij heeft erg veel goeds gedaan voor de Stichting Straatnieuws. Stel je voor, Bert uitleveren aan de rechtspraak voor het volk. Je wil hem toch niet nog verder in de ellende werken, zo'n rechter doet maar wat, die houdt er helemaal geen rekening mee dat Bert geen klootzak is, en wij zijn gewoon bang dat de rechter Bert niet begrijpt en ook niet dat wij alleen maar ons geld terugwillen. Wij kennen Bert, het is een goed mens, geen klootzak, en Bert moet dus berecht worden door zijn vrienden en gelijken. Dat zijn wij, van het college van de bestuurlijke en aristocratische elite, tevens medebestuursleden van de Stichting Straatnieuws, en de uitspraak is er ook al.
Bert moet gewoon het geld teruggeven, en dan is er niks aan de hand. Bert heeft het al moeilijk genoeg met zichzelf. En bovendien hebben we zelf ook niet echt op zitten letten blijkbaar. Als Bert nou gewoon lekker door kan gaan met werken dan heeft hij dat geld over een jaar weer terugbetaald, en dat zeg ik, Broos Schnetz, voorzitter van het bestuur van de Stichting Straatnieuws en voormalig voorzitter van de anti-regentenpartij Leefbaar Utrecht. Waarmee ik, Broos, trouwens ook en passant zeg dat Bert het heeft gedaan want ik hou van transparantie zoals u weet.

Bert, luister. Als je een vent bent geef je jezelf aan, maar als je daarvoor teveel problemen hebt begrijp ik dat best hoor. Dan wacht je maar gewoon af of het OM misschien de krant leest, en uit zichzelf een keertje langskomt. Als ze een goeie dag hebben willen ze nog weleens over hun eigen standsgrenzen heenstappen. Dan nemen ze je mee, en dan gaan de politie en het OM en de rechter uitzoeken of je iets verkeerds hebt gedaan, en of je daarvoor straf verdient, en zo ja hoeveel, en of er misschien nog meer vriendjes strafbaar en aansprakelijk zijn. Als je nog vertrouwen in onze rechtsstaat hebt kun je rustig gaan slapen Bert. Want dan zal iedereen precies zijn verdiende loon krijgen.

Update

Het OM bekijkt of Bert van der Roest vervolgd wordt. Dat wist Broos Schnetz natuurlijk niet, dat hij daar helemaal niet over gaat.
OM overweegt vervolging Bert van der Roest

Update 9 oktober

Ook de PvdA Utrecht heeft uitspraak gedaan: Hier met dat wachtgeld. Ongetwijfeld geïnspireerd door het contact dat Broos Schnetz had met Hans Spekman, die er geen fluit mee te maken heeft, maar wel uit Utrecht komt.

Het openbaar lynchen verloopt ondertussen geheel naar wens Vierendelen en nog niemand heeft de vraag gesteld hoe het mogelijk is dat Bert kennelijk een jaar lang ongestoord zijn gang kon gaan met gelden van een stichting.
Kom er maar in OM en sterkte.

Update 10 oktober

De Utrechtse afdelingen van JS en JOVD doen aangifte tegen Bert van der Roest. De JS vertelt op Radio M dat zij dit mede doen om het OM te helpen.
Zie ook hier.

Update 12 oktober

Hans Spekman gaat door met zijn populistische gebral: Bert moet maar van zijn recht op wachtgeld afzien. Een regeling is een regeling, Hans. Dan moet je zorgen dat er iets aan die regeling wordt gedaan. Hans is kennelijk de mening toegedaan dat wij in deze rechtsstaat regelingen van toepassing kunnen verklaren of niet, al naar gelang de hoogte van de volkswoede. (Ik begin hier maar niet over Teeven en proefverlof enzo maar er zit wel lijn in.)

Ondertussen heeft blijkbaar toch iemand de vraag gesteld hoe het kan dat Bert maandenlang ongestoord zijn gang kon gaan. Maak je borst maar nat, voorzitter Broos Schnetz.

Update 26 september tweeduizendveertien: Het OM gaat over tot vervolging. Want Bert heeft niet betaald. :-/









zaterdag 5 oktober 2013

Broodje Paling

Het zal een jaar of tien geleden zijn. Buurman en ik hadden een tweetal musea bezocht in de hoofdstad en op zoek naar een versnapering betraden wij een willekeurig etablissement in de omgeving van de Warmoesstraat.
Op de houten vloer lag zand. Aan de muur hingen opgezette hertenkoppen. Wij bestelden bier bij de barkeeper en zetten onze glazen aan de mond.
Na enige tijd kregen wij gezelschap in de vorm van een dame die de barkeeper amicaal begroette en zich aan de toog posteerde. Legging met tijgerprint en zilverkleurig gesponnen haar. Zij had wat op haar lever en dit is haar verhaal.

"Doe maar een pilsie." Zij klokte het biertje weg en bestelde er nog een. "Ze hebben Arie. Gisteren. Zodoende. Ik zit met Arie op de bank en ik zeg Arie, weet je waar ik zin in heb, ik heb zin in een broodje paling. Dát is waar ik zin in heb. Dus ik zeg Arie doe mijn een broodje paling schat, toe liefie, haal effe een broodje paling voor mijn. Affijn, Arie zegt ik haal een broodje paling voor jou mop, als jij een broodje paling wil dan haalt ome Arie een broodje paling voor jou. Dus Arie gaat een broodje paling halen en ik pak een pilsie. Ik heb dat pilsie allang op en geen Arie te zien. Dus ik denk godsamme waar blijft Arie met me broodje paling en ik loop naar beneden om te kijken waar me broodje paling blijft. Dus ik kom beneden en wat denk je wat? Nou?" Ze wierp woedende blikken naar de barkeeper en de barkeeper zei dat hij het niet zou weten.  De dame vervolgde. "Ik kom beneden en wat zien ik? Ik zie Arie die door drie van die klootzakken in de auto wordt gewerkt dus ik vlieg erop af en ik zeg blijf verdomme van Arie af klootzakken en die juut zegt dame, bemoei u er niet mee, Arie gaat mee naar het bureau want Arie is een beetje brutaal geweest. Ik zeg dat ken wel wezen maar waar is me broodje paling? Dus die juut zegt tegen Arie meneer, heeft u een broodje paling voor de dame? Jawel zegt Arie, en die geeft hem dat zakkie, met dat broodje paling erin, en die juut geeft mij dat zakkie en zegt dame, uw broodje paling, met de complimenten van meneer hier en eet u smakelijk." De dame nam nog een slok en besloot: "Tis wel waardeloos, ik weet niet wanneer die weer thuiskomt ook, maar ik had in ieder geval me broodje paling."

U ziet het, iedereen kan dit. Het is gewoon een kwestie van in de juiste kroeg gaan zitten.