woensdag 31 juli 2013
Vakantieverhaal
"Maria ik heb al honderd keer gezegd dat ik die caravan níet vrijdagavond inpak. Ik laat géén caravan buiten staan met mijn hele hebben en houden erin."
"Jozef, jij doet wat ik zeg. Jij pákt die cáravan vríjdagávond in."
"Ik sta zaterdag om zes uur op, en dan-pak-ik-die-caravan-in."
"Jij staat helemaal niet om zes uur op en pakt-die-caravan-in."
"O nee?"
"Nee, want dat doe jij nooit Jozef. Jij zégt dat wel, maar jij dóet dat niet. Jij laat mij alles doen, en dan ga jij koffie zitten drinken. Dat ik nog afwas heb ook. D'r bij."
"Nou dan gaan we niet."
"Hoe bedoel je?"
"Dan gaan we niet. Voor mij hoeft het al niet meer."
"Nou, voor mij ook niet. Dat kan ik je wel zeggen. Voor mij ook niet. Ik ging netzolief naar een huisje. Op Texel."
"Maar Maria. Jij wou een caravan."
"Hoe kom je dáár nou bij. Jíj wou een caravan."
"Ik? Ik heb nooit een caravan gewild. Mijn hele leven niet."
"Jij ja. Lieg er maar om. Jij wou die caravan. Van het geld van mijn moeder ook nog."
"Jij wou die caravan. Jij. Jij zei Jozef, waarom kopen we geen caravan."
"Ja. Ja. Ik wou die caravan. Maar niet voor m'n eigen. Nee. Want zo ben ik niet. Ik niet. Voor Piet wou ik die. Ja. Dat dat jong ook eens wat ziet van de wereld. Want dat vindt die jongen leuk."
Mijn broer Piet lag al in bed. Ik heb het nog eens nagevraagd, later, maar hij heeft nooit om een caravan gevraagd. Zéker weten.
vrijdag 26 juli 2013
Krakende wagens
Hij is rood. Als het regent. Anders roze. Hij rijdt alsof hij zijn laatste druppel olie heeft versnoept. In de winter staat het ijs binnen en buiten op de ramen, maar dat hindert niet, want dan kunnen de portieren toch niet open. Zijn banden lekken. Soms start hij niet, dan moet hij aan het speciaal aangeschafte infuus. Hij is een Porsche 924, hij is geboren in 1985 en mijn man heeft hem geadopteerd in 2003. De eerste keer dat de ANWB erbij kwam zei de wegenwachter verheugd: "Meneer. Deze auto! Die komt uit Baambrugge hè? Ja! Ik ken deze auto."
We zijn er bijna in verongelukt, op weg naar Limburg. A2, linkerbaan, 120 kpu. Rechts een op-en afrit. Man kijkt vertwijfeld naar het stuur. Hij remt. Een angstaanjagend gebonk. Het linkerwiel lijkt vierkant geworden. "Snel! Vluchtstrook!" schreeuw ik. Man manoevreert zich tussen het hevig toeterende invoegende verkeer door, richting de door mij aanbevolen lokatie. We halen het. We staan stil. Dan zakken we langzaam weg naar links. Tientallen seconden lang kijken we elkaar sprakeloos aan, dan stappen we uit. Een voorzichtige blik om de hoek langs het voortrazende verkeer leert dat het voorwiel een hoek van 45 graden ten opzichte van de auto maakt. Politie erbij. Berging erbij. Wegenwacht erbij. Op de A2 bij Eindhoven ter hoogte van de afslag Leende geldt een snelheidsbeperking.
Het wiel wordt eraf gehaald. Eén bout hangt er half uit. Eén bout ligt ergens op de A2.
We worden 1200 meter gesleept naar een benzinepomp. Daar evalueert de wegenwacht de situatie. De assen zijn goed. De velg is goed. Het wiel is nog goed. Om onbekende reden hebben de bouten losgelaten. De wielkast is daarentegen een ravage. Dag weekend Limburg. Nee, toch niet. De wegenwachtmonteur wil het wiel er weer op zetten. "Mag ik de wielkast een beetje bijbuigen? Hij is toch al naar de filistijnen hoor. Die zal vervangen moeten worden." Bonk, kloink. Een losse draad. "O, ja, dat is de snelheidsmeter. Die doet het niet meer. Dat moet u thuis even laten maken." Ik begin rood aan te lopen. "Ik zet wel een bout van een achterwiel erbij. Achter kan hij prima toe met drie. U moet volgende week dan even een boutje bijplaatsen." Na drie kwartier: "Nou, stapt u maar weer in. Goede reis!".
Ik ontplof. "Menéér!!" "Mevrouw?" "U schijnt te denken dat ik in deze auto stap." "Mevrouw, hier kan prima in gereden worden. Er is niets aan de hand." "Dat dachten wij vanochtend ook ja! Hoe komen die bouten los?" "Ja. Die zijn een keer niet goed vastgezet hè."
Ik wend mij tot meneer de man. "???".
Die verklaart: "Ehm. Die band is geplakt. Recentelijk." "En welke banden zijn er nog meer geplakt door dat fantastische schijtbedrijf?" "Ehm. Allemaal." Ik draai me weer om naar de wegenwachtmonteur.
"Menéér." "Mevrouw". "Ik verzoek u dringend om de wielen stuk voor stuk na te lopen, daar ik anders niet in deze auto zal plaatsnemen." "Mevrouw, met alle genoegen."
Een kwartier later stappen we in en rijden naar Limburg.
De Porsche heeft al zijn bouten weer, zijn snelheidsmeter zit vast en hij heeft een wielkast van de sloop, met een glimmend rood scherm. Hij lacht mij nog iedere dag uit.
donderdag 25 juli 2013
Achteruit leven
dinsdag 23 juli 2013
Ziek van angst
http://www.nu.nl/algemeen/3532855/patienten-psychische-klachten-beter-helpen.html
De vorken van de GGZ
Jeugdzorg, het kind van de rekening
De Angst Dwang en Fobiestichting
Marina de Wolf

zaterdag 20 juli 2013
Het spoorboekje van de liefde
Herman kwam uit het dorp en reed dus op een Kreidler. Willem woonde in de grote stad en was de trotse eigenaar van een Puch met een hoog stuur. Herman negeerde mij stoïcijns maar Willem gaf wel enigszins mee. Ik zag mezelf al achterop de Puch zitten, maar daar zou nog meer dan een schooljaar overheen gaan.
Willem was een grapjas. Hij was de nachtmerrie van de conciërge, wat in mijn ogen een aanbeveling was. Als ik in een benedenlokaal les had zat Willem dikwijls onder het raam rare geluiden te maken, of anderszins gekkigheid uit te halen. Willem zat op de HAVO. Daar zaten alle leuke jongens op. Zij konden wel leren, maar wilden niet. Ik zat op het gymnasium, en daalde vervolgens af naar het atheneum, omdat ik na een schooljaar Grieks nog steeds de letters niet kon lezen. Ik wilde dus ook niet leren, maar hoewel ik langs het randje van de HAVO-afgrond ben gescheerd is het mij nooit gelukt om er in te vallen. Het voorstel aan mijn vader om dan maar vrijwillig tot dit walhalla toe te treden heeft het nooit gehaald. Drie weken ijzig stilzwijgen waren mijn deel, waarna ik het introk. Ik was dus buiten het paradijs gesloten. Maar Willem was wel binnen dezelfde muren. Een list werd verzonnen, een plan werd gesmeed.
Op onze school werd iedere 50 minuten van les, leraar en lokaal gewisseld. Honderden leerlingen begaven zich na de bel van de ene naar de andere leerzame activiteit. Deze procedure bood een uitstekende gelegenheid om ontmoetingen te ensceneren. De roosters van alle klassen hingen bij de voordeur en bij alle trapportalen op een groot prikbord. Dat was zogezegd het spoorboekje. Het was dus zaak om al vooruitblikkend vast te stellen wanneer Willem zich van waar naar waar begaf, en de eigen route overeenkomstig aan te passen in tegenovergestelde richting. Het succes van deze methode was enorm. Er ging vrijwel geen wissel voorbij of er konden blikjes, lachjes en knikjes worden uitgewisseld. Ik moet hier wel mijn drie vriendinnen noemen, die zich onvermoeibaar inspanden om mij te assisteren. Zij waren vooral aan het begin van het schooljaar onmisbaar, wanneer er vastgesteld moest worden in welke klas Willem was geplaatst. Dat stond immers niet op zijn voorhoofd. Het was dus zaak om ons strategisch door het gebouw te verspreiden, in de hoop dat iemand van ons een waarneming zou kunnen doen van het verlaten dan wel binnentreden van een lokaal door de aanbedene. Met deze informatie in de hand konden we dan betrekkelijk eenvoudig het klasnummer van het nieuwe schooljaar uitlezen via de roosters.
Er zat echter geen schot in de zaak. Ik was tientallen knikjes, honderden lachjes en duizenden blikjes verder toen het noodlot mij te hulp schoot. Een blessing in disguise was het. Op een mooie en zomers warme dag fietste ik met mijn vriendinnen na schooltijd naar het aan de rand van de stad gelegen openluchtzwembad. Willem zou er ook zijn. Er was één probleem: mijn fietsslot was kapot en de fiets kon dus niet op slot gezet worden. Op school was dat geen enkel punt maar bij het zwembad was de veiligheid van de fiets enigszins twijfelachtig. Niets kon mij echter weerhouden van de gang naar een zwembad met Willem erin en al helemaal niet zo'n kleinburgerlijk detail. In het zwembad was het vervolgens een geknik en geglimlach van jewelste. Maar Willem hoorde bij de jongens, en ik bij de meisjes. Die leeftijd. Zonder dat wij noemenswaardige vorderingen hadden gemaakt brak het tijdstip aan dat ik huiswaarts moest keren. Ik liep naar buiten en constateerde daar dat mijn fiets verdwenen was. De kwaliteitsfiets die mijn moeder nog voor haar diploma kweekschool van haar ouders had gekregen was gestolen door de grillen van een veertienjarig hart. Daar stond het veertienjarige hart, toch wel enigszins ontdaan. Ik had weinig zin om de 7 km. naar ons dorp te lopen. Toen kreeg ik een briljant idee. Ik zou er, had ik het eerder verzonnen, de fiets expres voor hebben laten stelen. Ik rende, excuses naar de toegangsmevrouw roepend, het zwembad in en riep "Willem, Willem, mijn fiets is gestolen!" Dat maakte veel ridderlijke gevoelens in Willem los, dus toen ik hem bedeesd vroeg of hij mij op zijn Puch naar huis wilde brengen was dat goed. Daarna volgden de meest romantische 7 kilometers uit mijn leven, en als ik sterf kan ik zeggen dat ik een vol kwartier ten diepste gelukkig ben geweest.
Het schooljaar was voorbij. Ik moest naar de dependance. Willem heb ik pas 20 jaar later weer gezien op een reünie. Er was niks meer aan.
Hazelnootballetje
Onze hond was dol op snoepjes. Zijn favorieten waren pepermunt en hazelnootballetjes.
Dat hij van pepermuntjes hield vonden wij enorm fijn. Onze hond kon namelijk nogal uit zijn bek stinken.
Wij hadden in die jaren een Eend. Achterin zaten mijn broer en ik. Op de stang tussen onze stoelen drapeerde mijn moeder een kussen en wanneer de familie op pad ging legde de hond zich daarop.
Wanneer de hond in zijn stinkendebekkenperiode was maakte mijn vader snel een afspraak om zijn tandplak te laten verwijderen maar tot dan was de nabijheid van het beestje in de benauwde ruimte achterin, onverdraaglijk. Mijn moeder diepte dan het rolletje pepermunt op, de hond knauwelde kwispelend en mijn broer en ik waren weer voor een half uurtje gered.
De hazelnootballetjes werden thuis genuttigd. Mijn moeder was een propere vrouw en tolereerde geen chocoladevlekken op het kamerbreed tapijt. De procedure was dat mijn moeder een vuilniszak uitrolde en deze op de vloerbedekking legde. Daarna werd het hazelnootballetje op een van de hoeken gedeponeerd en de hond losgelaten. Hij posteerde zich achter het balletje en begon te likken. Omdat het balletje rond was, bewoog het zich voort. Nu komt het briljante: mijn moeder had de hond uitgelegd dat het balletje onder geen voorwaarde van de zak af mocht. Dus bij iedere hoek van de zak draaide de hond zich en vervolgde zijn weg met het balletje langs de rand van de zak. Tot het op was. Je kunt mij dus veel wijsmaken, maar niet dat een kat van dropjes houdt. Einde.
Nagekomen bericht: wij wisten dat niet, in de jaren zeventig, maar een hond is overgevoelig voor een stofje in chocolade. Geef uw hond nooit chocolade. Hij kan er dood aan gaan.
vrijdag 19 juli 2013
Moordspel en andere bridgeverhalen voor niet- bridgers
Toen ik begon was de bridgescene in Utrecht nogal een levendig gebeuren. Dertigers waren we, en wilde dertigers. Op vrijdagavond werd er op de tafel gedanst. Y. had elke 3 maanden een andere vriend. Op een avond werd zij geëscorteerd door een ebbenhouten figuur uit een onbekend koninkrijk in Afrika. Hij was beeldschoon en in zijn gekroesde haar droeg hij grote metalen versierselen. Ze moesten tegen Mtje, die toen tegen de 80 was denk ik. Mtje keek dat eens aan, en zei toen stralend tegen hem: "Meneer, wat ziet u er prachtig uit!" Als er ooit een sport verbroederend was dan was het wel bridgen in Utrecht in de jaren negentig. *snuift*
Het was op een avond aan een Amsterdamse gracht dat de betere bridgers zich verzamelden voor het edelste kaartspel. De bieding opent: 1 SA.
Pas, en de maat biedt 2 klaver. Voor de niet-bridger: dat is geen klaver maar vraagt naar m.n. harten en/of schoppen. Het is zo ongeveer de eerste conventie die je leert.
Goed, dus a SA pas 2 kl PANG pas pas pas. Enorme ontsteltenis nu.
Mensen beginnen naar de ramen te lopen.
Buiten tumult.
Nu een sirene.
Het geval wil dat tijdens deze biedronde buiten een moord wordt gepleegd. De pang ja. Het is niet leuk maar ik kan er niks anders van maken.
Enfin het lijk wordt meegenomen en nadat iedereen een beetje is bijgekomen wordt het spel hervat.