Pagina's

zaterdag 20 juli 2013

Het spoorboekje van de liefde

Als jongedame was ik aanhoudend verliefd. Zo was ik, deels gelijktijdig en deels achtereenvolgens, onder meer idolaat van de buurjongen, John Lennon, de zoon van de amanuensis, Herman, David Cassidy en Willem.
Herman kwam uit het dorp en reed dus op een Kreidler. Willem woonde in de grote stad en was de trotse eigenaar van een Puch met een hoog stuur. Herman negeerde mij stoïcijns maar Willem gaf wel enigszins mee. Ik zag mezelf al achterop de Puch zitten, maar daar zou nog meer dan een schooljaar overheen gaan.

Willem was een grapjas. Hij was de nachtmerrie van de conciërge, wat in mijn ogen een aanbeveling was. Als ik in een benedenlokaal les had zat Willem dikwijls onder het raam rare geluiden te maken, of anderszins gekkigheid uit te halen. Willem zat op de HAVO. Daar zaten alle leuke jongens op. Zij konden wel leren, maar wilden niet. Ik zat op het gymnasium, en daalde vervolgens af naar het atheneum, omdat ik na een schooljaar Grieks nog steeds de letters niet kon lezen. Ik wilde dus ook niet leren, maar hoewel ik langs het randje van de HAVO-afgrond ben gescheerd is het mij nooit gelukt om er in te vallen. Het voorstel aan mijn vader om dan maar vrijwillig tot dit walhalla toe te treden heeft het nooit gehaald. Drie weken ijzig stilzwijgen waren mijn deel, waarna ik het introk. Ik was dus buiten het paradijs gesloten. Maar Willem was wel binnen dezelfde muren. Een list werd verzonnen, een plan werd gesmeed.

Op onze school werd iedere 50 minuten van les, leraar en lokaal gewisseld. Honderden leerlingen begaven zich na de bel van de ene naar de andere leerzame activiteit. Deze procedure bood een uitstekende gelegenheid om ontmoetingen te ensceneren. De roosters van alle klassen hingen bij de voordeur en bij alle trapportalen op een groot prikbord. Dat was zogezegd het spoorboekje. Het was dus zaak om al vooruitblikkend vast te stellen wanneer Willem zich van waar naar waar begaf, en de eigen route overeenkomstig aan te passen in tegenovergestelde richting. Het succes van deze methode was enorm. Er ging vrijwel geen wissel voorbij of er konden blikjes, lachjes en knikjes worden uitgewisseld. Ik moet hier wel mijn drie vriendinnen noemen, die zich onvermoeibaar inspanden om mij te assisteren. Zij waren vooral aan het begin van het schooljaar onmisbaar, wanneer er vastgesteld moest worden in welke klas Willem was geplaatst. Dat stond immers niet op zijn voorhoofd. Het was dus zaak om ons strategisch door het gebouw te verspreiden, in de hoop dat iemand van ons een waarneming zou kunnen doen van het verlaten dan wel binnentreden van een lokaal door de aanbedene. Met deze informatie in de hand konden we dan betrekkelijk eenvoudig het klasnummer van het nieuwe schooljaar uitlezen via de roosters.

Er zat echter geen schot in de zaak. Ik was tientallen knikjes, honderden lachjes en duizenden blikjes verder toen het noodlot mij te hulp schoot. Een blessing in disguise was het. Op een mooie en zomers warme dag fietste ik met mijn vriendinnen na schooltijd naar het aan de rand van de stad gelegen openluchtzwembad. Willem zou er ook zijn. Er was één probleem: mijn fietsslot was kapot en de fiets kon dus niet op slot gezet worden. Op school was dat geen enkel punt maar bij het zwembad was de veiligheid van de fiets enigszins twijfelachtig. Niets kon mij echter weerhouden van de gang naar een zwembad met Willem erin en al helemaal niet zo'n kleinburgerlijk detail. In het zwembad was het vervolgens een geknik en geglimlach van jewelste. Maar Willem hoorde bij de jongens, en ik bij de meisjes. Die leeftijd. Zonder dat wij noemenswaardige vorderingen hadden gemaakt brak het tijdstip aan dat ik huiswaarts moest keren. Ik liep naar buiten en constateerde daar dat mijn fiets verdwenen was. De kwaliteitsfiets die mijn moeder nog voor haar diploma kweekschool van haar ouders had gekregen was gestolen door de grillen van een veertienjarig hart. Daar stond het veertienjarige hart, toch wel enigszins ontdaan. Ik had weinig zin om de 7 km. naar ons dorp te lopen. Toen kreeg ik een briljant idee. Ik zou er, had ik het eerder verzonnen, de fiets expres voor hebben laten stelen. Ik rende, excuses naar de toegangsmevrouw roepend, het zwembad in en riep "Willem, Willem, mijn fiets is gestolen!" Dat maakte veel ridderlijke gevoelens in Willem los, dus toen ik hem bedeesd vroeg of hij mij op zijn Puch naar huis wilde brengen was dat goed. Daarna volgden de meest romantische 7 kilometers uit mijn leven, en als ik sterf kan ik zeggen dat ik een vol kwartier ten diepste gelukkig ben geweest.

Het schooljaar was voorbij. Ik moest naar de dependance. Willem heb ik pas 20 jaar later weer gezien op een reünie. Er was niks meer aan.
 

3 opmerkingen: